In de winter komen vanuit hun broedgebied in het noorden veel vogels in het Lauwersmeer overwinteren. Vooral heel veel ganzen, maar ook eenden en zwanen. Daarnaast nog een aantal soorten zangvogels. Ook in de winter is er dus veel te beleven op vogelgebied in het Lauwersmeer.
Het is een spectaculair geluid als er een groep van wel honderden brandganzen opvliegt. Ze komen al in augustus vanuit hun broedgebied in het noorden aan in het Lauwersmeer en vertrekken pas laat, als het al mei is.

 De brilduiker met zijn prachtige gele oog is  een voorbeeld. In het Engels heet hij daarom goldeneye. Aan de opvallende witte vlek onder het oog dankt het mannetje zijn Nederlandse naam.

Het nonnetje is misschien wel de mooiste winterse eend die in het gebied verblijft. Veel minder talrijk en behoorlijk schuw.

Aan de smalle witte streep op zijn kop kun je de pijlstaart herkennen. Hij wordt zo genoemd omdat hij extra lange staartveren heeft. In koude winters trekt hij, zoals veel wintervogels, verder naar het zuiden.

Niet alleen in ondiep water, waar ze op zoek zijn naar fonteinkruid, maar de wilde en kleine zwanen zie je ook in groepen op de akkers fourageren.  Ze zijn te herkennen aan de gele vlek op de snavel, die bij de wilde zwaan groter is dan bij de kleine. Ze staan hier beide op de foto.

 

Als er ’s winters in hun broedgebied in Scandinavië te weinig voedsel te vinden is, trekken de pestvogels naar het zuiden en zie je ze ook wel in het Lauwersmeer, vooral op de parken, waar veel bessenstruiken staan. De Gelderse roos is favoriet. In hun broedgebied hebben ze weinig vijanden, ze zijn daarom niet erg schuw en voor een  fotograaf goed te benaderen.
Ook de kramsvogels, vaak in gezelschap van koperwieken, komen in de herfst  deze kant op. Hij doet zich dan graag tegoed aan de bessen van de meidoorn, die in het gebied veel voorkomen.