In de winter komen veel eenden en ganzen vanuit hun broedgebied in het noorden naar het Lauwersmeer om de winter door te brengen. De brilduiker is daar een voorbeeld van. Aan de opvallende witte vlek onder het oog van het mannetje dankt hij zijn naam.

In de herfst komen ook enkele soorten zangvogels zoals de kramsvogel, deze kant op. Hij doet zich in de herfst graag tegoed aan de bessen van de meidoorn, die in het gebied veel voorkomen.

De dodaars  is de kleinste futensoort en ziet er een beetje als een propje uit. Van achteren is hij opvallend donzig. Hij is moeilijk te benaderen, want hij is nogal schuw.

Aan de smalle witte streep op zijn kop kun je de pijlstaart herkennen.Hij wordt zo genoemd omdat hij extra lange staartveren heeft.

Niet alleen in ondiep water, waar ze op zoek zijn naar fonteinkruid, maar de wilde zwaan zie je ook in groepen op de akkers fourageren.  Ze zijn te herkennen aan de driehoekige gele vlek op de snavel.

Net als de iets kleinere en sterk gelijkende vrouwtje grote zaagbek, heeft deze middelste zaagbek kartels aan de boven- en ondersnavel. Hij heeft daarmee goed grip op zijn prooi, zoals vissen. Vogels hebben geen gebit.

Als er ’s winters in hun broedgebied in Scandinavië te weinig voedsel te vinden is, trekken de pestvogels naar het zuiden en zie je ze ook wel in het Lauwersmeer, vooral op de parken. Ze zijn gek op de bessen van de Gelderse roos. In hun broedgebied hebben ze weinig vijanden, ze zijn daarom niet erg schuw, een gelukje voor de fotograaf .