In het Lauwersmeer zijn een aantal parken, waar de vogels graag verblijven. Er is veel nestgelegenheid in de veilige struiken of bomen en veel voedsel. Hier een paar voorbeelden.

De appelvink zie je niet zo vaak. Hij is schuw en hij leeft nogal verborgen, vaak hoog in de bomen. Soms in de winter op de grond op zoek naar zaden. Hij staat bekend om zijn stevige snavel, waarmee hij een harde noot kan kraken.

 De roodborst is misschien wel de bekendste tuinvogel. Het is een felle rakker als het om het verdedigen van zijn territorium gaat. Daarom zie je vaak maar eentje in je tuin. Al lijkt het zo, het is niet het hele jaar dezelfde. In de winter komen ze uit het noorden hier naar toe en in het voorjaar vanuit het zuiden om hier te broeden.

 Hoe prachtig van kleur is de groene specht. Niet te missen met zijn opvallende kleur en zijn lachende roep. Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit mieren, dus als je hem ziet is het vaak op de grond. Je ziet hem niet vaak, maar hij heeft zich wel in het Lauwersmeer gevestigd.

Veel minder spectaculair dan de groene specht is de onopvallende fitis. Je ziet hem onrustig op de takken van de bomen bewegen op zoek naar insecten. Hij is in de zomer heel algemeen, de winter brengt hij door in Afrika. Hij lijkt erg op de tjiftjaf en is er vooral door de zang van te onderscheiden.

 Aan het zwarte petje op zijn kop kun je de zwartkop herkennen. Bij het vrouwtje is dat bruin. Ze staan bekend om hun prachtig heldere zang in het voorjaar. Het is een trekvogel, die in het zuidwesten overwintert.

 De oranje borst maakt de goudvink tot een opvallende vogel.  Je ziet hem niet zo vaak, ondanks de opvallende kleur, die bij het vrouwtje ontbreekt. Het is een standvogel, die het hele jaar aanwezig is. 

De zanglijster zingt het hoogste lied.  Al in februari kun je zijn uitbundige zang horen, vaak vanaf zijn hoge uitkijkpost in een boom. Hij overwintert in Frankrijk of Engeland.