De calidris is een geslacht van steltlopers uit de familie van de steltlopers en snippen. Ze broeden over het algemeen in het hoge noorden en brengen de winter door in Afrika. In de trektijd maken ze een tussenstop om bij te tanken in het Lauwersmeer of op het Wad.

Aan de prachtig rood gekleurde borstveren in zomerkleed en de enigszins gekromde snavel, is de krombekstrandloper in het voorjaar te herkennen. Hier moet hij nog op kleur komen, maar het begin is er.

In het voorjaar is de kleine strandloper mooi roodbruin gekleurd. Het is een nogal kleine strandloper, niet groter dan een vink. Hij trekt over lange afstanden, zijn broedgebied is in het hoge noorden. Zijn overwinteringsgebied is meestal zuidelijk van de Sahara.

De Temmincks strandloper lijkt veel op de kleine strandloper, maar heeft geen zwarte, maar gele poten en heeft minder kleur.  Hij is veel minder algemeen.

Aan de zwart gekleurde buik in voorjaarskleed, kun je de bonte strandloper herkennen. Hier fourageert hij in de Ezumakeeg, maar het is de algemeenste strandloper op het Wad.

De paarse strandloper zie je niet in het binnenland, maar meestal tussen de basaltblokken aan de kust. Op zoek naar mosselen of slakjes.

Ook de kamphaan hoort bij het geslacht van de calidris. Het is één van de fraaiste soorten, die je in het Lauwersmeer kan aantreffen in het voorjaar.  Zowel zijn baltskleed als zijn baltsedrag, waarbij de mannetjes gevechten houden om een vrouwtje, zijn onovertroffen.

De kanoet is een echte wadvogel. In de trektijd zijn ze daar massaal te vinden. In zomerkleed hebben ze prachtig gekleurde rode borstveren. Hier is het winter, de kanoet heeft de ijspegels aan de veren hangen. Het Wad ligt er bevroren bij en de kanoet heeft de beschutting van de haven opgezocht.

Het is altijd een prachtig gezicht als je een groepje drieteenstrandlkoppers, de calidris  alba, voor de golven ziet uitrennen. Ze lopen op hun tenen, want voor hebben ze er drie, maar achter ontbreekt de teen.