Weidevogels zijn vogels die op de grond in de weilanden broeden. In berichten over de zorgelijke toestand van de natuur gaat het er vaak over, omdat de aantallen dramatisch zijn gedaald. De weide van nu is niet de weide van vroeger. Het is al lang geleden dat het weiland een bloemenzee was en de vochtige grond vol bodemleven zat. Insecten en bodemdieren bezorgden de weidevogels hun voedsel. Gelukkig zijn er wel steeds meer initiatieven om het tij te keren. De steltlopers op deze pagina worden wel de primaire weidevogels genoemd. Ze komen vooral naar het Lauwersmeer om om te fourageren of te slapen, broeden gebeurt in de omliggende weilanden.

De koning van de weidevogels is de grutto. mooi om te zien dat hier in de Bantpolder voor nageslacht wordt gezorgd. Dat is hard nodig, want in de afgelopen 50 jaar zijn de aantallen van ongeveer 120.000 gedaald naar zo’n 40.000 broedparen. En dan te bedenken dat Nederland een zeer belangrijk broedgebied voor de wereldwijde populatie is. De jonge kuikens, meestal 4, zijn nestvlieders, maar worden nog wel een paar weken door de ouders beschermd. Als ze het nest verlaten zijn ze afhankelijk van de insecten, die op de bloemige weide te vinden zijn.
De tureluurs zijn iets minder afhankelijk van de Nederlands weiden dan de grutto. Fijn dat het paartje hier zijn best doet om de soort in stand te houden, want ook de tureluur heeft met achteruitgang te maken en staat op de rode lijst van bedreigde soorten. Zeventig procent minder in vijftig jaar. Ze broeden vaak dicht bij elkaar, dan kunnen ze zich makkelijker tegen vijanden verdedigen. Het vrouwtje legt meestal zo’n 4 eieren in een nest op de grond. Als de jongen geboren worden verlaten ze direct het nest.

Buiten het broedseizoen eet de scholekster graag schelpdiertjes, zoals hier is te zien. Hij verblijft dan graag aan de waddenkust. Vooral de vermindering van dit soort voedsel, onder meer door de kokkel- en mosselvisserij, is een belangrijke oorzaak van de achteruitgang. Hij broedt graag in een kruidenrijk weiland, maar er worden te weinig jongen grootgebracht. Hij krijgt meestal 3 of 4 kuikens. In tegenstelling tot andere weidevogels worden de jongen nog drie weken door de ouders gevoerd.
Het schouwspel is een lust voor het oog, als je in het vroege voorjaar de baltsvlucht van de kievit ziet. Een spectaculaire dansvoorstelling in de lucht. Helaas steeds minder te zien, want ook met de kievit gaat het niet goed. Zo’n 40 procent achteruitgang in 40 jaar.
De wulp is de grootste steltloper en direct te herkennen aan zijn kromme snavel. Daarmee kan hij in het weiland goed de grond in komen om de bodemdieren er uit te halen. Maar natuurlijk alleen als de bodem niet te droog is, zoals tegenwoordig vaak het geval is. Daarom gaat het ook met de wulp niet erg goed. Maar de achteruitgang gaat geleidelijk, omdat hij wel variatie in zijn broedgebied heeft. Hij heeft één legsel per jaar em de drie of vier kuikens zijn nestvlieders.

Zo zou het moeten zijn, een grasland vol bloemen waar de weidevogels graag broeden. Voor de kemphaan met zijn prachtige voorjaarskleed is dat in tegentselling tot vroeger, bijna verleden tijd, want je ziet hem bijna alleen in de trektijd. Om te broeden zoekt hij een geschikte plekje op de noordelijke toendra. In het Lauwersmeer broedt nog een enkel paartje. Omdat hij een groot verspreidingsgebied heeft, loopt hij als soort wat minder gevaar.
De watersnip is een schaarse broedvogel in het Lauwersmeer. Veel minder dan vroeger. Hij staat in Nederland op de rode lijst van bedreigde soorten,er zijn naar schatting zo’n 1200 broedparen, maar internationaal gaat het iets beter. Watersnippen zijn monogaam en ze hebben een goed verstopt nest op de grond tussen het gras. Meestallegt hij vier eieren en broedt één of twee keer.