Het zichtbare, bovengrondse deel van de paddenstoel is het vruchtlichaam. Onder de grond bevindt zich de zwamvlok of het mycelium, het ondergrondse netwerk van schimmeldraden. De vermeerdering van paddenstoelen vindt plaats door de verspreiding van de sporen, die in of op het vruchtlichaam zitten. Het vindt plaats, afhankelijk van de vorm van de paddenstoel. En die is er in vele gedaantes. Ze worden er wel op ingedeeld. Ik laat een paar hoofdgroepen zien.
Bij de plaatjeszwammen zitten de sporen tussen de lamellen aan de onderkant van de hoed en vallen naar beneden, al of niet meegenomen door de wind. Het is goed te zien bij deze streepsteelmycena.
Buisjeszwammen of boleten, hebben geen lamellen, maar de sporen zitten in een groot aantal buisjes onder de hoed. De berkenboleet is een voorbeeld.
Het prachtig gekleurde elfenbankje – wie heeft deze mooie naam verzonnen – is een gaatjeszwam. In het bos ligt veel dood hout, waar ze op leven. Zij hebben hele kleine gaatjes of poriën.
Bij buikzwammen, ook wel stuifzwammen genoemd, zitten de sporen in het bolvormige vruchtlichaam. De vrucht knapt of scheurt, als hij rijp is. De sporen kunnen dan naar buiten ‘stuiven”. De prachtige parelstuifzwam is een mooi voorbeeld.
Knots- en koraalzwammen lijken, de naam zegt het, veelal op een knots of tak. De sporen zitten aan de buitenkant. Net als veel andere van deze groep, is ook het geel hoorntje mooi van kleur.
Trilzwammen zien er vaak gelei-achtig uit. Zo ook de gele trilzwam. Geel, maar hij kan, vooral in het beginstadium, mooi oranje van kleur zijn. Net als veel van zijn soortgenoten is hij nogal grillig van vorm. De sporen ontstaan in de zwammen, waardoor de buitenkant er wel bepoederd kan uitzien.
Een bijzondere vormgroep zijn de slijmzwammen of myxomyceten. Meestal nauwelijks een paar milimeter groot. Het zijn officiëel geen paddenstoelen, eerder werden ze wel daartoe gerekend. Maar dna-onderzoek heeft uitgewezen dat ze een aparte groep vormen, ondanks hun uiterlijke kenmerken. Ze bevinden zich tussen rottend hout of vergane bladeren. Moeilijk te vinden, maar leuk om te zoeken, want de sporen aan de buitenkant geven – je ziet het bij deze kalkkopjes – vaak een prachtig gekleurd uiterlijk.